Column: De Amerikaanse droom

Na het circus van Trump is de nieuwe Amerikaanse president bekend. In 1968-69 was ik vaak in New York omdat deze stad tijdens de winter de thuishaven was voor ons cruiseschip de Nieuw-Amsterdam.

Aan het einde van elke reis in de Caraïben kreeg je een mooie fooi van minstens 50 dollar die in Nederland per dollar 3 gulden 65 opbracht. Aan het einde van de reis – die altijd eindigde bij Pier 40 – kreeg ik een uitnodiging om met een Amerikaanse passagier en zijn vrouw voor twee dagen in hun huis te verblijven. Het werd een bijzonder gastvrije gebeurtenis, waar de dochter van dezelfde leeftijd als ondergetekende ook verbleef. Zij nodigde mij uit om met de auto naar een discotheek te gaan. Dat was niet voor dovemans oren. Tijdens de rit opende ik het opbergkastje. Daar lag een geladen pistool in. Ze vertelde dat je voorbereid moet zijn op het ergste. In de dansgelegenheid kwamen al haar vrienden om die ‘Hollander’ te ontmoeten. Jaren later bezocht ik voor de wijn Napa Valley in Californië. Het was een wereld van verschil met New York of Florida waar ik de eerste indrukken van de States opdeed.

Terug naar het heden. Ik werd geboeid door een artikel in VK met als titel “Als de markt vrijer is dan de mens”. Het artikel is een interview met historicus Timthy Snyder die zegt dat de Amerikanen de mond vol hebben van vrijheid, maar dat dit niet wil zeggen dat ze ook begrijpen waar ze over praten.

In zijn boek ‘Over Vrijheid’ zegt Snyder dat hij stelligst overtuigd is dat Amerikanen al tientallen jaren het woord ‘vrijheid’ verkeerd definiëren, namelijk uitsluitend als negatief. Het fundamentele onderscheid tussen positieve en negatieve vrijheid is het duidelijkst beschreven door de Britse Isalah Berlin. Negatieve vrijheid is de afwezigheid van externe beperkingen of bedreigingen. Het is vrijheid van iets van regels en vooral overheidsbemoeienis. In de praktijk wordt vrijheid op deze manier een privilege voor oligarchen. Tot die groep behoort volgens Snyder Donald Trump en techmiljardair Elon Musk.

Positieve vrijheid is het vermogen van mensen om dingen te verwezenlijken.: om zich te ontwikkelen, controle te hebben over hun eigen leven, en morele en ethische keuze te maken. Het fundament van positieve vrijheid is het menselijk vermogen om zichzelf en de eigen behoeften te herkennen in anderen.

Veel Amerikanen denken automatisch aan negatieve vrijheid, omdat het een belangrijke bouwsteen is van hun historische verhaal: we hebben onszelf bevrijd van de Britten en van de monarchie. We waren vrij van het verleden, vrij om hier opnieuw te beginnen. Dat komt samen met het psychologisch eenvoudige, maar voor velen aantrekkelijke idee dat vrijheid betekent dat je precies kunt doen waar je zin in hebt, dat je je impulsen kunt volgen. En dat alles wat je daarvan weerhoudt een obstakel is dat uit de weg moet worden geruimd. Dat sluit weer naadloos aan bij de hardnekkige economische ideologie die vrijheid gelijkstelt aan de afwezigheid van de overheid.

De mannen in de VS tussen 40 en 50 jaar constateren dat ze niet hebben bereikt waar ze ooit naar streefden. Ze hebben het gevoel dat de Amerikaanse droom niet voor hen gold (einde citaat uit het interview).

Misschien moeten we ook een onderscheid maken tussen Amerikaanse en Europese vrijheid. Dat geeft mij in ieder geval het gevoel dat de oprichting van de EU ons versterkt in de Europese droom die zeker niet negatief is.

Jan Rook

Citaat uit interview De Volkskrant 28 oktober

Reacties